21 november
Voordat we aan de lange, hete en zonder veel stops – route door het midden van Australie gingen beginnen, wilden we de auto tiptop in orde hebben. Eerst zijn we ’s ochtends naar een andere camping verhuisd, want die was stukken goedkoper. Daar hebben we ontbeten en een to-do list gemaakt. Daar stond o.a. op: dakbekleding plakken, autowassen, bandenspanning controleren, vloeistoffen controleren, tanken en de jerrycan vullen, boodschappen doen (vooral lang houdbaar in blik) en naar het Outback Visitor Center voor info over de wegen, routes en het weer. Het merendeel van de middag zijn we met het dak bezig geweest en daarna de auto wassen en stofzuigen.
Toen de auto voor elkaar was, zijn we naar het Outback Centre gereden en daarna hebben we boodschappen voor die avond gehaald. Terug op de camping was het even relaxen met een biertje. Daarna hebben we nog een laatste was gedaan voor we het Red Centre in gingen. Midden op ons campingstraatje zat een bearded dragon, een hagedis met een baard zeg maar, lekker in de zon. We waren net een beetje vriendjes aan het maken met het beestje, toen de buurman langs kwam rijden. Langs ons, maar dus over de hagedis. Morsdood. Slaap zacht Diederik-Jan.
Terwijl Melin bezig was met koken in de campkitchen, ging WJ nog even met gaffertape (dus geen ducttape!) het spatbord van de auto plakken, dat zat een beetje los. Na het eten, de afwas en het vastzetten van het spatbord, hebben we in de gezamelijke ruimte de dag afgesloten met een bakkie en fudge.
22 november
We zijn op tijd opgestaan en hebben ontbeten in de zon (en de wind). Alles wer achterin de auto geladen en naar de supermarkt gereden. Daar hebben we voor een aantal dagen blikvoer, pasta, rijst en fruit gehaald en met de kassabon kregen we weer korting bij een bepaald benzinestation. De reden om hier nog zoveel boodschappen te doen is omdat het in het midden ongeveer 3x zo duur is. Er is daar natuurlijk ook niet zoveel aanbod in de desert. Na de boodschappen en het tanen, zijn we via de Stuart Highway richting Pimba gereden. Daarna hebben we de afslag richting Roxby Downs genomen via Woomera, om daar te overnachten. Bij Roxby Downs zou een van de grootste mijnen van Australie zijn, die wilden we wel zien. Nou, de caravan parks waren gigantisch duur en de mijn is niet toegankelijk voor bezoekers :-( We kregen de tip om een eindje door te rijden naar Andamooka, waar je op een campground naast een opaalmijn voor $2,20 p.p.p.n kon overnachten. Nou, dat was wel 30km omrijden waard.
We zijn toch ook nog even langs de Olympic Dam (de mijn) gereden, maar daar kwamen we inderdaad niet verder dan de securitygate. De campground in Andamooka stelde ook niet veel voor. 1 groot zand/stenenveld met een schaftkeet met stoeltjes en een toilet met heeeel veel spinnen…. maar goed, naar de benzinepomp gereden waar we moesten betalen. Plekje uitgezocht en de tarp opgezet. Er stond nog 1 andere caravan op een veld zo groot als 2 voetbalvelden. Verder stonden er wat keten en huizen omheen, een autosloperij en was er een grote playground voor kids. Melin vond het eerst maar niks, maar bedacht later dat het toch we een uniek plekje was. Niet veel mensen rijden door dit dorp in de middle of niks. We waren er ruim op tijd, dus we hebben even uitgerust en hebben nog wat verhaaltjes getypt. Als avondeten hadden wede knakworsten en broodjes van de lunch opgemaakt en zijn niet veel later de auto ingekropen. Er was nauwelijks licht, dus voor het donker maar weer van de straat he? hahaha!
23 november
We waren vroeg wakker vandaag. Even een ontbijtje tot ons genomen en toen de lange weg naar Cooper Pedy aangevangen. Was zo’n 480km rijden. Onderweg een aantal stops en veel om je heen kijken naar het uitgestrekte landschap. Het viel ons op dat het hier nog aardig groen was en weinig rood zand. Aan het einde van de middag reden we Cooper Pedy in. Op dat moment begaf het mechanisme van het automatische raam aan de bestuurderskant het. Balen. Cooper Pedy staat vooral bekend om zijn opaalmijnen en het ondergrondse leven van de locals. Dit doen ze om zich tegen de verzengende hitte te beschermen. In een boekje hadden we al iets gelezen over ondergronds kamperen en WJ zag dit wel zitten. We reden een rondje door het kleine dorp met 2 supermarkten, 3 benzinestations, 2 ondergrondse kerken waarvan 1 kroatische (?) veel accommodatie al dan niet ondergronds en ongeveer 30 opalshops en musea/gallerien.
We besloten naar een camping iets buiten de stad te rijden. Daar kon je gewooon bovengronds maar ook ondergronds in een oudeopaalmijn slapen. De eigenaar vroeg of we een matras bij ons hadden en WJ zei meteen ‘Ja’, waarna er een nacht in een donkere mijn was geboekt. Is toch harstikke uniek en leuk, zei WJ. Jaha, tuurlijk, dacht Melin…. De eerste nacht was gratis als je ook een opalmine-tour bij hem boekte. Dit was op het terrein van de camping, dus lekker dichtbij. Het leek ons wel interessant dus we hebben de tour geboekt. Daarna reden we weer terug naar het dorpje om even rustig rond te lopen en een paar boodschapjes te halen. Toen we daarvan terugkwamen, hebben we met een drankje in de hand onder de klamboe i.v.m. de vele vliegen even gerelaxt, daarna eten gekookt en ons daarna naar de ngang van de mijn begeven voor de tour van 19.30 uur. Naast ons was er een bejaard stel en de eigenaar Rick die de tour deed. Hij vertelde zijn verhaal goed en grappig en het was aardig te volgen, ondanks het vele Aussie English. We gingen niet erg diep de mijn in, maar voldoende om te snappen hoe het opaalzoeken in zijn werk ging en nu gaat.
Na een uurtje waren we weer bovengronds en praatten we nog een beetje na. Het was inmiddels bijna donker, maar het was nog bloedheet. De oude man van het stel gaf ons ng een tip voor De Breakaways en Rick vertelde over de val die op het erf stond voor de losgeslagen hond van de Aboriginal buren 500 meter verderop. Deze hond had al een aantal keren gasten aangevallen of in elk geval aan het schrikken gemaakt, maar Rick had de hond al een paar dagen niet gezien. Wij gingen nog even lekker buiten naast de auto zitten met een koude cola in de warme avondlucht. We hadden de cola nog niet op of we hoorden geblaf… Oke, spullen pakken, tanden poetsen en de grot in, daar zou hij niet komen. We zagen verder niks op het terrein, maar het was dan ook pikkedonker. De blaf was echter hard genoeg om te zorgen dat we niet bleven afwachten.
Het lag prima in de mijn op het matrasje. Zo onder de grond was het constant 24 graden, het hele jaar door. De catacomben was opgedeeld in uitgehakte nissen van ca. 3×4 meter. Er zaten ook 6 echte slaapkamers en er was her en der wel een lampje aan. Maar toch, er zaten geen deuren voor de 2 ingangen van de mijn, alles en iedereen kon er dus zo in lopen. Nou….., dacht Melin, welterusten ….. dus…..
24 november
De gedachte dat er toch (ondanks de ontkenningen van Rick) iets of zelfs iemand de grot in kon komen en het vreselijk harde gesnurk van een gast in een kamer achter ons, hebben ons een beetje van een goede nachtrust weerhouden. Maar zelfs melinda moet toegeven (achteraf) dat ze het niet had willen missen. Na een frisse douche hebben we buiten naast de auto ontbeten. WJ ging bij de receptie de icepacks en fudge uit de vriezer halen en vragen hoe het nou zat met die Breakaways. Na nog een tochtje door het dorp voor benzine en water, gingen we op weg naar het zogenaamde maanlandschap, waar o.a. de films van Mad Max zijn opgenomen. Het lag op ongeveer 30km van Cooper Pedy op de route richting Uluru (Ayers Rock).
Na een stuk highway kregen we een stukje unsealed road, gravel dus. Gestaag reden we verder tot het uitzichtspunt. Het gebied zag er erg apart uit en was zeker anders dan de rest. Volgens de oude man was het ‘magical’ en ‘better than Uluru and Kings Canyon’ . Hmm, zo bijzonder vonden wij het niet. Zou Uluru ons dan tegen gaan vallen? We hopen van niet, want het is best een stuk rijden. Buiten was het erg heet. We hebben een beetje rondgelopen en zijn nog naar de 2e lookout gereden. Dit uitzicht was mooier dan het eerste. Vanaf hier kon je vooral het kleurverschil tussen de verschillende rotsen goed zien.
Je kon vanaf hier doorrijden naar de ‘dogfence’. Een 2 meter hoog hekwerk van 5300km om de dingo’s (wilde honden) bij de schapen en koeien weg te houden. Maar na een paar kilometer over de toch wel ruige unsealed road was er nog geen hek te bekennen, dus we besloten om te draaien. Ons volgende doel was Marla, een ruststop over 234km. Daar waren we al vroeg in de middag, dus reden we nog een stukje verder. De volgende ‘grote’ stad is Alice Springs. Daarvoor zitten nog een paar afslagen vanaf de highway naar mooie stukjes natuur. Een daarvan is naar Uluru / Ayers Rock, de Olga’s en Kings Canyon. Uluru is een reusachtige kale berg die met sunset en sunrise rood kleurt. Het was te ver om daar vandaag nog helemaal heen te rijden.
Ergens halverwege zijn we gestopt bij Curtin Springs voor ons avondeten en een gratis overnachting. Dit lag op ongeveer 100km van Uluru. De weinige stopplekken onderweg zijn eigenlijk minidorpjes met een motel, een benzinepomp, restaurantje, pub, winkeltje en caravanpark met campground en soms een postkantoor. En dit soms zelfs in 1 gebouw, een zogenaamd roadhouse. That’s it. Curtin Springs was klein en het kampeergebied was bezet door mieren. Ook liepen er veel kakkerlakken rond het toiletgebouw en stonden er een paar zeer luidruchtige aboriginals. Maar een koud biertje in combinate met rijst met kikkererwten en selderij maakte een hoop goed. Rond 21.30 uur lage we in bed. Morgenochtend om 5.18 uur gaan we de sunrise bij the Rock bekijken. Dat is nog een uur rijden vanaf hier, dus ehhh…. 3.30 uur de wekker dan maar?