25 november
Het liefst hadden we ons nog een paar keer omgedraaid toen de wekker ging. Pas een halfuur later klommen we uit de auto. Nog eens 20 minuten later reden we weg, richting Uluru. Het was nog pikdonker en we konden niet de normale snelheid van 110km/u aanhouden vanwege kans op overstekend wild. Het was al bijna 5.18 uur en we waren bijna in het park, maar er was nog geen zon te bekennen. Ineens stonden er 3 aboriginals midden op de weg, seinend dat we moesten stoppen. Dat moet je dus NOOIT doen. Veel aboriginals zijn vast erg aardig, maar de aboriginals die je zo her en der tegen komt, stinken naar alcohol en snuiven benzine. Dit is geen vooroordeel van ons, maar de harde werkelijkheid. Dit is ook de reden dat je in de outback in bijna elk stadje wel een ontwenningskliniek hebt en er wordt alleen opal-fuel verkocht, bezine zonder benzinegeur zeg maar. Je hebt zo in de stad verder weinig last van ze, maar we zijn gewaarschuwd dat je niet voor ze moet stoppen als ze met ‘autopech’ langs de kant staan. Wij zijn ze dus voorbij gereden.

Niet veel later zat er een auto achter ons. Melin vond het doodeng, dus WJ deed de deuren maar even op slot. Een paar km verder was de ingang naar het Uluru/Kata Tjuta national park. Het kostte 25 dollar p.p. om naar binnen te mogen. Er brandde wel licht in het kantoor, maar er was niemand. Ook was er geen slagboom. Toen kwam er ineens een wit busje met aanhanger voorbij sjezen (de auto die achter ons reed). Pfff, geen boze Aboriginals dus, maar een bus vol chinezen ;-) We zijn toen ook doorgereden en bleken samen met dat busje de eersten te zijn. We zouden wel betalen als we gecontroleerd werden. Hadden ze er maar moeten zitten om kaartjes te verkopen, toch?

Het park is erg grooot en er staan overal wegwijsbordjes naar de sunrise view of de sunset view. Het was inmiddels als 5.30 uur en er was nogsteeds geen zon te zien. Pas 20 minuten later begonnen de eerste straaltjes te komen en gelijk daarmee kwamen in een keer 6 bussen het terrein op rijden en een heleboel auto’s. Ook toen zagen we voor het eerst Uluru. Zo vreemd, in het donker waren we er dus al zeker een kwartier omheen aan het rijden zonder ook maar iets gezien te hebben. Iedereen liep richting het hoogste uitkijkpunt, maar wij volgden een ander paadje. Daar vonden we ook een uitkijkplekje waar we de zon hebben zien opkomen en de berg rood zien kleuren. Rond 7.30 uur verdween de zon achter de wolken.

We hebben bij de auto ontbeten en zijn doorgereden naar de Olgas. Dit is ook een heilig gebergte voor de aboriginals. Bijna het halve gebied van de Northern Territory is (weer) in handen van de aboriginals. Je hebt dan ook een vergunning nodig om deze gebieden in te rijden. Veel bomen, heuvels, rotsen en bronnen zijn heilig in hun ogen. Uluru, de Olga’s en Kings Canyon zijn 3 van deze heilige plekken. De Olgas is een verzameling ronde bergen en betekent ‘ vele hoofden’. Het uitzicht op de Olgas vanaf het uitkijkpunt was fantastisch mooi, daar hebben we dus ook een tijdje zitten kijken. Maar onze oogjes werden zo langzamerhand een beetje zwaar en parkeerden de auto in de schaduw voor een powernap. Voor Kings Canyon moesten we namelijk de hele weg naar Curtin Springs terug om vanaf daar nog ongeveer 200km richting het noordwesten te rijden. Wel mooi gratis Uluru en de Olgas gezien ;-)

We kwamen daar halverwege de middag aan en het was drukkend warm. Er liepen 2 wandelpaden: een van 1,5km en een uur lopen (vallei), en een van 6,5km en 3,5 uur lopen (over de bovenrand van de vallei). De 2e vereiste goede conditie en klimervaring. De temperatuurmeter stond op ‘high risk’, dus we besloten de wandeling van een uur te doen. Die viel eerlijk gezegd een beetje tegen. Het was een makkelijk pad door een soort Disney Wonderland leidde. Ook waren we er in een halfuur doorheen. Het was dus niet ‘ahhhh, wat mooi’ maar meer ‘hmmm, is dat wel een echte rots’…. jammer. De hoge bergwanden om ons heen waren prachtig, maar de rotsen, stenen en bomen in de vallei waren niet bijzonder en er was een man-made pad.

Het plan om helemaal door te rijden naar Alice Spprings lieten we varen. We moesten dan ongeveer 300km dezelfde weg terug en nogeens ruim 200km richting Alice Springs. Dat zagen we niet meer echt zitten, we waren er al vroeg uit en we hadden al genoeg kilometers gemaakt. 10km terug zat het Kings Canyon resort waar ze ook een campground hadden. We reden er heen om te vragen wat een overnachting kostte. Het was duur, 42 dollar, maar we hadden dan ook een prachtig uitzicht op de West McDonnel Ranges. De rest van de middag hebben we gerelaxt en in het zwembad gelegen. Melin heeft nog verhaaltjes geschreven en daarna zijn we gaan koken. We hadden net de auto slaapklaar toen er ineens een heftige wind kwam opzetten. In de verte bliksemde het en hingen er donkere wolken. We hebben toen de koffie op de achterklep gedronken met de suizende wind om ons heen. Het bleef gelukkig bij heel hard waaien. De wind was helaas niet verkoelend, meer een hete fohn. Dus toen we gingen slapen was het nogsteeds pretty hot in the car. Vanavond dus maar even niet dicht tegen elkaar aankruipen ;-)